ai

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ai    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ai
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van onaangename gewaarwording’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ai ais
verkleinwoord aitje aitjes

Zelfstandig naamwoord

ai m

  1. (tweeletterwoord), (zoogdieren) Bradypus tridactylus de drievingerige luiaard, een tandarm dier uit het Amazonegebied
    • We hebben in de dierentuin een paar ais gezien. 

Meer informatie

Tussenwerpsel

ai

  1. een uitroep die pijn, schrik of medelijden uitdrukt
    • Ai! Dat is een tegenvaller, zeg! 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord ai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Tweeletterwoorden in het Nederlands

afahaiatbobyebenerkoom

Verwijzingen

Aroemeens

Werkwoord

ai

  1. hebben

Frans

Uitspraak
  • IPA: /e/

Werkwoord

ai

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avoir


Engels

enkelvoud meervoud
ai ais

Zelfstandig naamwoord

ai

  1. (tweeletterwoord), (zoogdieren) Bradypus tridactylus ai
Verwante begrippen
Tweeletterwoorden in het Engels

aaabadaeagahaialamanarasatawaxaybabebibobydadedidoedefehelemeneresetexfafigigohahehihmhoidifinisitjokakilalilomamemimmmomumynanenonuodoeofohoiomonoporosowoxoypapepiqireshsisotatitouhumunupusutwewoxixuyayeyoza


Lets

Tussenwerpsel

ai

  1. ai, o
  2. ai, ieh, uitroep bij een onaangename verassing


Surinaams

Werkwoord

ai

  1. (anatomie) oog
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.