der

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  der    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /dər/, (met nadruk) /dɛr/
    • (Vlaanderen, Brabant): /dər/, (met nadruk) /dɛr/
    • (Limburg): /dɛr/
Woordafbreking
  • der

Lidwoord

der

  1. genitief meervoud van de bepaalde lidwoorden de en het; in modern Nederlands meestal vervangen door van plus lidwoord
    • Het Koninkrijk der Nederlanden. 
  1. genitief en datief vrouwelijk enkelvoud van het bepaalde lidwoord de; in modern Nederlands meestal vervangen door van plus lidwoord
    • Hij is een van de grootste schrijvers der aarde. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'der' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Duits

Uitspraak
  • IPA: /deːɐ̯/
Woordafbreking
  • der

Lidwoord

der

  1. nominatief enkelvoud mannelijk van van het bepaald lidwoord
  1. «Der Mann ist hübsch.»
    De man is mooi.
  2. genetief enkelvoud vrouwelijk van het bepaald lidwoord
  3. genetief meervoud vrouwelijk van het bepaald lidwoord
  4. datief enkelvoud vrouwelijk van het bepaald lidwoord

Middelnederlands

m v o mv
nominatief die die dat die
genitief des der des der
datief dien der dien dien
accusatief dien die dat die

Lidwoord

der

  1. genitief v en mv van het bepaald lidwoord: der
  2. datief v van het bepaald lidwoord: de

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /dæːɾ/
Woordafbreking
  • der
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord þar.
Naar frequentie 45

Bijwoord

der

  1. daar
  1. «Jeg kan være der klokka sju.»
    Ik kan om zeven uur daar zijn.

Lidwoord

der

  1. der, waarbij
  1. «Noen har det som en trivelig hobby der målet er å plukke mest mulig.»
    Sommigen hebben het als een leuke hobby waarbij het ​​doel is zo veel mogelijk te plukken.

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /dæːɾ/
Woordafbreking
  • der
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord þar.

Bijwoord

der

  1. daar

Lidwoord

der

  1. der

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • der

Lidwoord

der, m

  1. de
  1. «Der Belsnickel kummt uff em 24. Diesember un er bringt Sache fer die Kinner.»
    De Belsnickel komt op 24 december en brengt dingen voor de kinderen.
Verwante begrippen
Opmerkingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /dɛr/
Woordafbreking
  • der

Werkwoord

der

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord drát
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.