geel
Nederlands
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kleurnaam’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Afgeleid van de Proto-Indo-Europees-wortel *ghlo-.
Zelfstandig naamwoord
geel o
- (kleur) een primaire kleur zoals die van licht met een golflengte van ca. 570 - 582 nm
- Het geel van deze afbeelding steekt scherp af tegen het blauw.
- (dierkunde) Trichomonas gallinae, een aandoening van keel, luchtpijp en krop veroorzaakt door een ééncellige parasiet
- Vroeger was het geel een gevreesde, want dodelijke, ziekte die nu veelal genezen kan worden.
Synoniemen
- [2]: frons (valkerij)
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een primaire kleur zoals die van licht met een golflengte van ca. 570 - 582 nm
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geel | geler | geelst |
verbogen | gele | gelere | geelste |
partitief | geels | gelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geel
- geel hebbend als kleur
- Hij rijdt in een gele auto.
Vertalingen
1. geel hebbend als kleur
|
Naamwoorden die kleuren aangeven kunnen afhankelijk van de taal puur zelfstandig (z) of puur bijvoeglijk (b) zijn. Vaak echter zijn zij in principe zelfstandig maar worden zij ook bijvoeglijk gebruikt (z/b) of juist het omgekeerde (b/z)
na te gaan of het een zelfstandig of een bijvoeglijk naamwoord betreft
Gangbaarheid
- Het woord geel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
Nedersaksisch
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.