geel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣeɫ/
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • geel
enkelvoud meervoud
naamwoord geel gelen
verkleinwoord geeltje geeltjes

Zelfstandig naamwoord

geel o

  1. (kleur) een primaire kleur zoals die van licht met een golflengte van ca. 570 - 582 nm
    • Het geel van deze afbeelding steekt scherp af tegen het blauw. 
  1. (dierkunde) Trichomonas gallinae, een aandoening van keel, luchtpijp en krop veroorzaakt door een ééncellige parasiet
    • Vroeger was het geel een gevreesde, want dodelijke, ziekte die nu veelal genezen kan worden. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geelgelergeelst
verbogen gelegeleregeelste
partitief geelsgelers-

Bijvoeglijk naamwoord

geel

  1. geel hebbend als kleur
    • Hij rijdt in een gele auto. 
Vertalingen

Naamwoorden die kleuren aangeven kunnen afhankelijk van de taal puur zelfstandig (z) of puur bijvoeglijk (b) zijn. Vaak echter zijn zij in principe zelfstandig maar worden zij ook bijvoeglijk gebruikt (z/b) of juist het omgekeerde (b/z)

Gangbaarheid

  • Het woord geel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 

Bijvoeglijk naamwoord

geel

  1. geel


Gronings

Bijvoeglijk naamwoord

geel

  1. (kleur) geel; geel hebbend als kleur


Nedersaksisch

Bijvoeglijk naamwoord

geel

  1. (kleur) geel; geel hebbend als kleur
Schrijfwijzen


Oost-Fries

Bijvoeglijk naamwoord

geel

  1. (kleur) geel; geel hebbend als kleur
Schrijfwijzen
  • gääl


Stellingwerfs

Bijvoeglijk naamwoord

geel

  1. (kleur) geel; geel hebbend als kleur


Veluws

Bijvoeglijk naamwoord

geel

  1. (kleur) geel; geel hebbend als kleur
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.