glee
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /gliː/
Woordafbreking
- glee
Woordherkomst en -opbouw
- [1]: Afkomstig van de Oudengelse woorden "gliu" en "gliw".
- [2]; Afkomstig van het Oudengelse woord "gligg".
enkelvoud | meervoud |
---|---|
glee | - |
Zelfstandig naamwoord
glee
- vreugde, vrolijkheid
- (muziek) een bepaalde oude Engelse vorm van koorgezang
Afgeleide begrippen
- [1]: glee club
- [1]: gleeful
- [1]: gleefully
- [1]: jig of glee
- [1]: malicious glee
- [1]: shouts of glee
Typische woordcombinaties
- [1]: to dance with glee
een vreugdedans maken
- [1]: to shout with glee
juichen
- [1]: to squeal with glee
van vreugde juichen
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- glee
Bijwoord
glee
- meteen (zonder te wachten), onmiddellijk
- «Nau glee bissel iwwer mich.»
- Nu meteen een beetje over mij.
- «Nau glee bissel iwwer mich.»
Verbuiging
- gleene: mei gleene Soh, en gleene Zeiding
- gleener: en neier gleener Deitscher, es macht nix as sie gleener sin
- gleenere: en gleenere Raad
Opmerkingen
- Duits: gleich
- Engels: immediately, right now
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.