egel

Een egel.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  egel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈexəl/
Woordafbreking
  • egel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord egel egels
verkleinwoord egeltje egeltjes

Zelfstandig naamwoord

egel m

  1. (dierkunde), (zoogdieren) Erinaceus europaeus , een klein insectenetend zoogdier waarvan de rugzijde met stekels bezet is
    • Ik vind egels erg lief. 
    • De stekels van een egel kunnen niet voorkomen dat veel egels doodgereden worden in het verkeer. 
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • egelboterbloem, egelgras, egelskop, egelstelling, egelvis
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord egel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.