lavendel

Lavendel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lavendel    (hulp, bestand)
  • IPA: /laˈvɛndəl/
Woordafbreking
  • la·ven·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘heestergeslacht, de bloemen daarvan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lavendel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

lavendel

  1. v/m (plantkunde) Lavandula, een struik uit de lipbloemenfamilie Lamiaceae die vaak is terug te vinden in tuinen omwille van de paarse kleur en de geur van de bloemen
  2. o (kleur) de kleur van lavendel
    • Heeft u die ook in het lavendel? 
Synoniemen
Hyponiemen
  • spijklavendel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lavendel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.