groengeel
Nederlands
Woordafbreking
- groen·geel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groen bn en geel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groengeel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
groengeel o
- (kleur) een kleur tussen groen en geel
- Heeft u die ook in het groengeel?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | groengeel | groengeler | groengeelst |
verbogen | groengele | groengelere | groengeelste |
partitief | groengeels | groengelers | - |
Gangbaarheid
- Het woord groengeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'groengeel' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.