tomaat

Tomaten.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·maat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1608 [1]
  • Via het Spaanse tomate afgeleid van xitomatl (Nahuatl) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tomaat tomaten
verkleinwoord tomaatje tomaatjes

Zelfstandig naamwoord

tomaat v/m

  1. (groente) (voeding) een eetbare vrucht van de tomatenplant
    • In Nederland groeien tomaten in kassen. 
  1. (plantkunde) Lycopersicon esculentum Solanum lycopersicum uit Zuid-Amerika afkomstige nachtschadeachtige plant waaraan bovengenoemde vruchten groeien
  2. (kleur) de zachte rode kleur van tomaten
Synoniemen
Hyponiemen
  • doptomaat
  • garnaal-tomaat
  • kastomaat
Afgeleide begrippen
  • tomaatactie
  • tomaatclownvis
  • tomaathelften
  • tomaatkleurig
  • tomaatplant
  • tomaatrood
  • tomatenafval
  • tomatenboom
  • tomatenbroodje
  • tomatencocktail
  • tomatenconserve
  • tomatencrème
  • tomatencultuur
  • tomatendip
  • tomatendressing
  • tomatenfamilie
  • tomatenfondue
  • tomatengelei
  • tomatenjam
  • tomatenkanker
  • tomatenkas
  • tomatenketchup
  • tomatenkweker
  • tomatenmassa
  • tomatenmayonaise
  • tomatenmengsel
  • tomatenmoes
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tomaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.