turkoois

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  turkoois    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /tʏrˈko̝js/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /tʏrˈkojs/
Woordafbreking
  • tur·koois
[1,2] enkelvoud meervoud
naamwoord turkoois -
verkleinwoord - -
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blauwgroen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1626 [1]
[3] enkelvoud meervoud
naamwoord turkoois turkooizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

turkoois

  1. o (kleur) kleur van turkoois, blauwgroene kleur
  2. o (mineraal) een bepaald mineraal, een halfedelsteen met een blauwgroene kleur
  3. m een steen bestaande uit het mineraal turkoois
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen turkoois
verbogen turkooizen

Bijvoeglijk naamwoord

turkoois

  1. (kleur) de kleur turkoois hebbend
    • Hij rijdt in een turkooizen auto. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord turkoois staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.