amber

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·ber
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘barnsteen, harssoort’ voor het eerst aangetroffen in 1516 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord amber ambers
verkleinwoord ambertje ambertjes

Zelfstandig naamwoord

amber m

  1. een hard wasachtig grijs product gevonden in de maag van potvissen dat bestaat uit verteerde rugschilden van reuzeninktvissen (het hoofdvoedsel van de potvis).
  2. onjuist gebruikte naam voor barnsteen, omdat dit de Engelse naam voor barnsteen is, een fossiel hars van bomen met geel-oranje kleur.
  3. (kleur) kleur tussen geel en oranje in, die oorspronkelijk van barnsteen komt
    • Heeft u die ook in het amber? 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord amber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • IPA: /ˈæm.bə(ɹ)/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Arabische عنبر.
enkelvoud meervoud
amber ambers

Zelfstandig naamwoord

amber

  1. barnsteen
  2. amber
stellend vergrotend overtreffend
ambermore ambermost amber

Bijvoeglijk naamwoord

amber

  1. amber


Tsjechisch

Zelfstandig naamwoord

amber

  1. genitief meervoud van ambra.


Turks

Zelfstandig naamwoord

amber

  1. barnsteen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.