amber
Nederlands
Woordafbreking
- am·ber
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘barnsteen, harssoort’ voor het eerst aangetroffen in 1516 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amber | ambers |
verkleinwoord | ambertje | ambertjes |
Zelfstandig naamwoord
amber m
- een hard wasachtig grijs product gevonden in de maag van potvissen dat bestaat uit verteerde rugschilden van reuzeninktvissen (het hoofdvoedsel van de potvis).
- onjuist gebruikte naam voor barnsteen, omdat dit de Engelse naam voor barnsteen is, een fossiel hars van bomen met geel-oranje kleur.
- (kleur) kleur tussen geel en oranje in, die oorspronkelijk van barnsteen komt
- Heeft u die ook in het amber?
Synoniemen
- [1] ambergris
- [3] amberkleurig
Afgeleide begrippen
- amberboom, ambergeur, ambergrijs, amberiet, amberkleurig, amberkoraal, amberkruid, amberlucht, amberreuk, ambervernis
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord amber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'amber' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
Engels
Uitspraak
- IPA: /ˈæm.bə(ɹ)/
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.