geeltje
Nederlands
Woordafbreking
- geel·tje
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Bargoens, in de betekenis van ‘biljet van f 25,-’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1906 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geeltje | geeltjes |
verkleinwoord | - | - |
Hyponiemen
- omroepgeeltje, specialistengeeltje, tentamengeeltje
geeltje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord geel
Gangbaarheid
- Het woord geeltje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geeltje' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.