lege

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lege    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈleːχə/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈleːɣə/
Woordafbreking
  • le·ge

Bijvoeglijk naamwoord

lege

  1. verbogen vorm van de stellende trap van leeg


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈleːɣɐ/ (Etsbergs)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lege
loog
gelaoge
klasse 2 volledig

Werkwoord

lege

  1. liegen


Nynorsk

Woordafbreking
  • le·ge

Werkwoord

lege

  1. voltooid deelwoord van ligga
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • lege med
  • lege over

Werkwoord

lege

  1. voltooid deelwoord van ligge
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • lege med
  • lege over

Werkwoord

lege

  1. voltooid deelwoord van liggja
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • lege med
  • lege over

Werkwoord

lege

  1. voltooid deelwoord van liggje
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • lege med
  • lege over
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.