bruin
Nederlands
Woordafbreking
- bruin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bruin | bruinen |
verkleinwoord | bruintje | bruintjes |
Zelfstandig naamwoord
bruin o
- Bruin is de kleur van aarde en dus de kleur die ons dichter naar de aarde toebrengt.[3]
- Dat bruin ziet er best mooi uit.
- een paard, vooral een paard met een vacht in de kleur ~1.
Uitdrukkingen en gezegden
- [2]: dat kan bruintje niet trekken.
dat is te duur.
Het al te bruin bakken
- te erg maken
Vertalingen
1. een kleur zoals die van walnoten, chocola of koffie
1. een paard, vooral een paard met een vacht in de kleur
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bruin | bruiner | bruinst |
verbogen | bruine | bruinere | bruinste |
partitief | bruins | bruiners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bruin
- Dat is een bruin huis!
- gemakkelijk, zonder beslommeringen
- Zij leiden daar een bruin leven!
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een kleur zoals die van walnoten, chocola of koffie hebbend
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bruinen |
bruin
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bruinen
- Ik bruin.
- gebiedende wijs van bruinen
- Bruin!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bruinen
- Bruin je?
Gangbaarheid
- Het woord bruin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bruin' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.