goudgeel
Nederlands
Woordafbreking
- goud·geel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van goud en geel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | goudgeel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
goudgeel o
- Heeft u die ook in het goudgeel?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | goudgeel | goudgeler | goudgeelst |
verbogen | goudgele | goudgelere | goudgeelste |
partitief | goudgeels | goudgelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
goudgeel
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur geel, met RAL-nummer 1004.
- Hij rijdt in een goudgele auto.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord goudgeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'goudgeel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.