geelgroen
Nederlands
Woordafbreking
- geel·groen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geel en groen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geelgroen | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
geelgroen o
- (RAL-kleur) een kleur tussen geel en groen met RAL-nummer 6018.
- Heeft u die ook in het geelgroen?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geelgroen | geelgroener | geelgroenst |
verbogen | geelgroene | geelgroenere | geelgroenste |
partitief | geelgroens | geelgroeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geelgroen
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur tussen geel en groen, met RAL-nummer 6018.
- Hij rijdt in een geelgroene auto.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord geelgroen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geelgroen' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.