eigeel
Nederlands
Woordafbreking
- eiĀ·geel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ei en geel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eigeel | eigelen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
eigeel o
- de gele eidooier die in het midden van het ei zit
- De verfsoort tempera is gemaakt van eigeel
Vertalingen
1. de gele eidooier die in het midden van het ei zit
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eigeel | eigeler | eigeelst |
verbogen | eigele | eigelere | eigeelste |
partitief | eigeels | eigelers | - |
Gangbaarheid
- Het woord eigeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eigeel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.