zachtgeel
Nederlands
Woordafbreking
- zacht·geel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zacht en geel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zachtgeel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
zachtgeel o
- een lichte gele kleur
- Het zachtgeel hiervan valt niet echt op.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zachtgeel | zachtgeler | zachtgeelst |
verbogen | zachtgele | zachtgelere | zachtgeelste |
partitief | zachtgeels | zachtgelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zachtgeel
- een lichtgele kleur hebbend
- Hij koos voor een zachtgele kleur.
Gangbaarheid
- Het woord zachtgeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zachtgeel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.