grijs

grijs

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grijs    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣrɛɪs/
Woordafbreking
  • grijs
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lichtgrauw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1140 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord grijs grijzen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

grijs o

  1. (kleur) elke achromatische tint tussen wit en zwart
    • Dit grijs lijkt wel erg donker. 
    • Grijs, wit en zwart zijn achromatische kleuren en dat betekent letterlijk dat dit kleuren zijn ‘zonder een echte kleur’.[2] 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen grijsgrijzergrijst
verbogen grijzegrijzeregrijste
partitief grijsgrijzers-

Bijvoeglijk naamwoord

grijs

  1. (kleur) de kleur grijs hebbend
    • Dat is een grijze auto. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
grijzen

grijs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijzen
    • Ik grijs. 
  2. gebiedende wijs van grijzen
    • Grijs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijzen
    • Grijs je? 

Gangbaarheid

  • Het woord grijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.