frons
Nederlands
Woordafbreking
- frons
1,3 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | frons | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | frons | fronsen fronzen |
verkleinwoord | fronsje | fronsjes |
Zelfstandig naamwoord
frons
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fronsen |
frons
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fronsen
- Ik frons.
- gebiedende wijs van fronsen
- Frons!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fronsen
- Frons je?
Gangbaarheid
- Het woord frons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'frons' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.