geelgors
Nederlands
Woordafbreking
- geel·gors
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
- samenstelling van geel bn en gors zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geelgors | geelgorzen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
geelgors v / m [3]
- (vogels) Emberiza citrinella
veel voorkomende gors met hoofdzakelijk geel verenkleed
Gangbaarheid
- Het woord geelgors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.