Europese Unie

De Europese Unie (EU) is een uit 27 Europese landen bestaand statenverband. De EU vindt haar oorsprong in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Economische Gemeenschap, in 1958 gevormd door zes landen (België, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland). In de jaren erna groeiden de Europese Gemeenschappen in omvang door de toelating van nieuwe lidstaten en in macht door het uitbreiden van hun zeggenschap. Het Verdrag van Maastricht vormde in 1993 de huidige Europese Unie. De laatste aanpassing aan de constitutionele basis was in 2009 met het (in 2007 ondertekende) Verdrag van Lissabon. In 2020 trok voor het eerst een land zich terug uit de Europese Unie, namelijk het Verenigd Koninkrijk.

Europese Unie
(en andere officiële namen in diverse talen)

(Details)    

BestuurscentrumBrussel, Luxemburg en Straatsburg
OprichtingAls EEG: Verdrag van Rome
 - getekend: 25 maart 1957
 - van kracht: 1 januari 1958
Als EU: Verdrag van Maastricht
 - getekend: 7 februari 1992
 - van kracht: 1 november 1993
Werktaal24 verschillende
Lidmaatschap27 landen
Oppervlakte4.475.757 km²
Inwoners446,8 miljoen (2019) [1]
Dichtheid116 inw/km²
BNP
 - Per hoofd
$ 18.140.000.000.000[2]
$ 36.484
TijdzoneUTC 0 tot +2 [3]
Munteenheideuro (EUR of €)[4]
VolksliedOde aan de vreugde (instrumentaal)
MottoIn varietate concordia (Verenigd in verscheidenheid)
Voorzitter van de Europese RaadCharles Michel
Voorzitter van de Raad van de Europese UnieKroatië
Voorzitter van de Europese CommissieUrsula von der Leyen
Voorzitter van het Europees ParlementDavid Sassoli
Internetextensie.eu
Websitehttp://europa.eu/
Portaal    Europese Unie
Europese Unie

Verdragen



Verdragen tot toetreding


Overige verdragen

Portaal    Europese Unie

De EU opereert via een systeem van onafhankelijke supranationale instituten en door de lidstaten intergouvernementeel gemaakte besluiten. Belangrijke instituten van de Europese Unie zijn onder andere de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie, de Europese Raad, het Europese Hof van Justitie en de Europese Centrale Bank. Het Europees Parlement wordt iedere vijf jaar gekozen door inwoners van de unie. Soms wordt, ook in officiële stukken, de term Europa als totum pro parte gebruikt waar feitelijk de Europese Unie of een van haar instituten bedoeld wordt.[5]

De EU heeft een gemeenschappelijke interne markt ontwikkeld via een gestandaardiseerd rechtssysteem dat in alle lidstaten geldt. Binnen het Schengengebied (bestaande uit EU- en niet-EU-staten) zijn paspoortcontroles afgeschaft. Het EU-beleid richt zich op het vrij laten bewegen van arbeid, goederen, diensten en kapitaal, het uitvaardigen van wetgeving op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en het aanhouden van een gemeenschappelijk beleid op het gebied van handel, landbouw, visserij en regionale ontwikkeling. Een monetaire unie, de eurozone, is gevestigd in 1999 en bestaat sinds januari 2015 uit 19 landen. De EU heeft permanente diplomatieke vestigingen over de wereld en wordt vertegenwoordigd in de Verenigde Naties, de WTO, de G8 en de G20. In 2012 werd aan de Europese Unie de Nobelprijs voor de Vrede toegekend, die werd uitgereikt op 10 december 2012 en namens de EU in ontvangst genomen door Herman Van Rompuy, Martin Schulz en José Manuel Barroso.

Geschiedenis

Jean Monnet en Konrad Adenauer stonden samen met Robert Schuman aan de wieg van het Schumanplan.

Na de Tweede Wereldoorlog vatte het idee post dat Europese integratie de enige manier was om af te rekenen met het vergaande nationalisme dat het continent tot dan toe geteisterd had. Jean Monnet, Robert Schuman en Konrad Adenauer presenteerden in een toespraak in 1950 het zogenaamde Schumanplan. Een jaar later werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht door het tekenen van het Verdrag van Parijs door België, de Bondsrepubliek Duitsland (West-Duitsland), Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland.

De EGKS bleek zo succesvol dat in 1957 besloten werd tot een verdere integratie. Het Verdrag van Rome, getekend door dezelfde zes landen, richtte de Euratom en de Europese Economische Gemeenschap op. In 1967 werden de drie organisaties door tekening van het Fusieverdrag samengevoegd, waarna ze verder werkten onder de naam Europese Gemeenschappen (EG). Dit leidde tot de oprichting van de Commissie, de Raad en het Parlement.

In 1973 werden Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk lid van de EG. Griekenland werd lid in 1981, Spanje en Portugal in 1986. In 1990 traden de deelstaten uit de voormalige DDR toe tot de Bondsrepubliek en daarmee ook tot de EG. Het Verdrag van Maastricht, getekend in 1992, betekende de oprichting van de Europese Unie. Het legde de basis voor verdere vormen van samenwerking op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid, op juridisch en intern vlak, en in de vorming van de Economische en Monetaire Unie. De Verdragen van Schengen zorgden voor een Europese interne markt. In 1995 werden Oostenrijk, Finland en Zweden lid van de EU.

De euro werd ingevoerd in 2002. In 2004 werden tien nieuwe landen lid van de EU: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. In 2007 kwamen Bulgarije en Roemenië erbij, waarmee het aantal EU-lidstaten op 27 kwam. Om te zorgen dat de Unie ook na deze uitbreiding goed bestuurbaar bleef, werd in 2007 het Verdrag van Lissabon getekend. Op 1 juli 2013 trad Kroatië als 28e land toe tot de Unie.

Op 23 juni 2016 sprak de bevolking van het Verenigd Koninkrijk in een referendum zich uit voor het verlaten van de Europese Unie. Deze zogeheten brexit wordt de eerste keer dat een geheel land uit de EU treedt (in 1985 trad Groenland uit de EG, maar Groenland geldt als een autonoom deel van Denemarken). Op 29 maart 2017 werd Artikel 50 uit het EU-verdrag door Theresa May geactiveerd. Daarmee zijn de procedures die voorafgaan aan de uittreding van het Verenigd Koninkrijk definitief van start gegaan. Op 31 januari 2020 verliet het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie officieel.

Tijdlijn

Tijdlijn met daarin de evolutie van de structuur van de Europese Unie
1948 1952 1958 1967 1987 1993 1999 2003 2009 2011
Brussel EGKS EEG / Euratom Fusieverdrag Europese Akte EU-Verdrag Amsterdam Nice Lissabon
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM)
Europese Economische Gemeenschap (EEG)
P

IJ

L

E

R

S
Europese Gemeenschap (EG) Europese Unie (EU)
↑Europese Gemeenschappen↑ Justitie & Binnenlandse Zaken (JBZ)
Politiële & justitiële samenwerking in strafzaken (PJSS)
Europese politieke samenwerking (EPS) Gemeenschappelijk buitenlands & veiligheidsbeleid (GBVB)
West-Europese Unie (WEU)

Geografie

Lidstaten

Sinds 1 februari 2020 omvat de Europese Unie 27 lidstaten, een grondgebied van 4.475.757 km² en ongeveer 447 miljoen inwoners.[6] Indien men de Europese Unie als één land beschouwt, neemt zij qua grondgebied de zevende plek in op de wereldranglijst en qua bevolkingsgrootte – na China en India – de derde.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige leden en sinds wanneer deze lid zijn van de EU of haar voorgangers.

LidstaatLid sinds   LidstaatLid sinds   LidstaatLid sinds   LidstaatLid sinds
 België1 jan. 1952  Frankrijk1 jan. 1952  Litouwen1 mei 2004  Roemenië1 jan. 2007
 Bulgarije1 jan. 2007  Griekenland1 jan. 1981  Luxemburg1 jan. 1952  Slovenië1 mei 2004
 Cyprus1 mei 2004  Hongarije1 mei 2004  Malta1 mei 2004  Slowakije1 mei 2004
 Denemarken ¹1 jan. 1973  Ierland1 jan. 1973  Koninkrijk der Nederlanden ²1 jan. 1952  Spanje1 mei 1986
 Duitsland1 jan. 1952  Italië1 jan. 1952  Oostenrijk1 jan. 1995  Tsjechië1 mei 2004
 Estland1 mei 2004  Kroatië1 juli 2013  Polen1 mei 2004  Zweden1 jan. 1995
 Finland1 jan. 1995  Letland1 mei 2004  Portugal1 mei 1986
Voormalige lidstaatLid sindstot
 Verenigd Koninkrijk ³1 jan. 19731 februari 2020
¹ uitsluitend (Europees) Denemarken zelf, niet het eveneens bij het Koninkrijk Denemarken behorende  Groenland of  Faeröer
² betreft in praktijk vooral het Europese deel van Nederland, de Caribische delen van het Koninkrijk hebben een andere status
³ inclusief  Gibraltar, maar exclusief het Brits Kroonbezit (dat niet tot het Verenigd Koninkrijk behoort); het referendum van 23 juni 2016 heeft ertoe geleid dat het VK per 31 januari 2020 de Europese Unie verliet.[7]
Overzeese gebiedsdelen

Overzeese gebiedsdelen

Een aantal lidstaten van de Europese Unie bezit overzeese gebiedsdelen. De zogenaamde ultraperifere gebieden maken integraal deel uit van de Europese Unie. Tot deze gebieden behoren de Canarische eilanden, de Franse overzeese departementen, de Franse overzeese gemeenschap Saint-Martin en de Portugese eilandengroepen de Azoren en Madeira (artikel 349 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie [VWEU]).

Een andere status is de status van landen en gebieden overzee, waartoe onder meer Aruba, Curaçao, Sint Maarten (zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden) en Caribisch Nederland behoren.

Toekomstige uitbreidingen

 huidige lidstaten

 kandidaat-lidstaten

 potentiële lidstaten

Volgens het EU-verdrag kan iedere Europese staat lid worden van de EU, mits alle andere lidstaten hiermee instemmen.[8] Dit principe van unanimiteit betekent dat één huidige lidstaat de toetreding van een kandidaat-lidstaat kan blokkeren.

De criteria waaraan de lidstaten moeten voldoen staan beschreven in de Criteria van Kopenhagen. Onderdeel van deze criteria is het volledig overnemen van het acquis communautaire.

Er zijn vijf kandidaat-lidstaten:

Instellingen

Instellingen

De zeven instellingen van de Europese Unie zijn:[9]

Andere instanties

Andere instanties zijn:[10]

Agentschappen

Er is ook een groot aantal EU-lichamen, vaak ingesteld door tweedegraads wetgeving, die een speciaal doel voor ogen hebben. Deze lichamen worden de agentschappen van de Europese Unie genoemd.[11]

Budget

De Europese Unie heeft een begroting van circa 130 miljard euro per jaar, gefinancierd door afdrachten uit de lidstaten. De EU-uitgaven vinden ook grotendeels plaats in en onder verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Europese Rekenkamer beoordeelt jaarlijks of deze uitgaven volgens de regels en dus rechtmatig zijn gedaan. Voor 2012 was dit oordeel nog nooit positief geweest, omdat er te veel fouten werden gemaakt bij de besteding door de lidstaten en er onvoldoende controle op de besteding werd geconstateerd.

Zo'n driekwart van de inkomsten van de EU bestaan uit bijdragen door de lidstaten. De rest zijn eigen middelen. De eigen inkomsten zijn invoerrechten die door de EU-landen worden geheven op producten die afkomstig zijn van landen buiten de EU, landbouwheffingen op goedkopere landbouwproducten die van buiten de EU worden geïmporteerd en een vast percentage van de btw-opbrengst van de lidstaten.[12] De bijdragen van de lidstaten zijn gerelateerd aan de omvang van de nationale economie, het bruto nationaal inkomen (BNI). De BNI-afdracht van elke lidstaat is van twee factoren afhankelijk. De begroting van de EU mag geen tekort hebben. De BNI-afdracht is daarom variabel en dekt het verschil tussen alle uitgaven en de eigen middelen van de EU. Het aandeel van het BNI van de lidstaten in het EU-totaal wordt gehanteerd als verdeelsleutel. Het Nederlandse aandeel in het totale EU-BNI is iets minder dan 5% en Nederland betaalt dus iets minder dan 5% van het berekende verschil.

De Europese Unie gaf in 2011 zo'n 130 miljard euro uit. Dat is circa 1% van het bruto binnenlands product van de (toen 27) landen samen. Ter vergelijking, het nationale budget van Frankrijk is ongeveer 800 miljard euro. In tegenstelling tot de nationale begrotingen mag de Europese Unie geen begrotingstekort hebben. Alle uitgaven moeten door de inkomsten worden gedekt.

Ruim 40% van de totale begroting van de EU gaat naar de agrarische sector en plattelandsontwikkeling. Dat is daarmee de grootste uitgavenpost op de begroting.

Een andere belangrijke uitgavenpost van de EU wordt gevormd door de zogenoemde structuur- en cohesiefondsen. Deze fondsen voor duurzame groei hebben tot doel de onderlinge economische verschillen tussen de regio’s te verkleinen en de economische structuur in de EU te verbeteren. Bij dit laatste spelen de aanleg van infrastructuur, plattelandsontwikkeling en bevordering van de werkgelegenheid een rol van betekenis. Het geld gaat voornamelijk naar arme regio's in de EU, maar ook naar rijkere landen, bijvoorbeeld voor de herstructurering van oude industriegebieden en scholing.

De verdeling in 2011 was als volgt:

OmschrijvingBedrag in euro% van totale uitgaven
Gemeenschappelijk landbouwbeleid57.374.500.00044,3%
Duurzame groei54.731.600.00042,3%
Administratie8.359.300.0006,5%
De Europese Unie als mondiale partner7.102.200.0005,5%
Burgerschap, vrijheid, veiligheid en recht1.827.300.0001,4%
Totaal:129.394.900.000100,0%

Te zien valt dat de kosten van de EU-administratie ongeveer 7% van de begroting uitmaken. Dit betreft de salarissen van de Europese ambtenaren, vertaal- en huisvestingskosten. Het totale personeelsbestand van de EU is 40.000, vergelijkbaar met dat van één ministerie in veel lidstaten.

Rechtssysteem

Verdragen

De EU is gegrondvest op twee verdragen: het Verdrag van Maastricht en het Verdrag van Rome. Latere verdragen hebben daarop voortgebouwd. Bij het Verdrag van Lissabon zijn deze twee verdragen geamendeerd en hernoemd naar respectievelijk Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarnaast is er nog een apart verdrag voor Euratom.

Wetgevingsprocedures

De gewone wetgevingsprocedure: de Raad en het Parlement moeten allebei beslissen over een voorstel van de Europese Commissie

Er is een aantal manieren waarop de Commissie, het Parlement en de Raad tot Europese wetgeving komen, waarvan de belangrijkste de gewone wetgevingsprocedure is. Zoals boven reeds vermeld is de Commissie de enige instelling met initiatiefrecht. Nieuwe wetsvoorstellen moeten vervolgens door het Parlement en de Raad worden goedgekeurd.

Sinds het Verdrag van Lissabon heeft ook de burger initiatiefrecht. Dit houdt in dat één miljoen burgers, afkomstig uit een significant aantal lidstaten, de Commissie kunnen vragen een voorstel te doen, als het tenminste om een bevoegdheid van de EU gaat.[13] De precieze werking van dit initiatiefrecht moet nog verder worden uitgewerkt.

Rechtsinstrumenten

De Europese Unie kent een aantal rechtsinstrumenten, waarvan de belangrijkste de Europese verordening en de Europese richtlijn zijn. Een verordening heeft directe rechtskracht, terwijl een richtlijn eerst in nationale wetgeving moet worden doorgevoerd.

Mensenrechten

Voor de EU geldt het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Tevens is in het op 1 december 2009 inwerking getreden Verdrag van Lissabon vastgelegd dat de Europese Unie zal toetreden tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (artikel 6 lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Dit maakt het aan EU-zijde mogelijk om toe te treden tot het EVRM. De Raad van Europa moest echter wel wijzigingen doorvoeren in het EVRM om de toetreding door de EU mogelijk te maken. In april 2013 is er, na drie jaar onderhandelen, een ontwerpverdrag betreffende de toetreding door de EU tot het EVRM gepresenteerd.[14] Dit verdrag moet worden geratificeerd door de EU, de lidstaten van de EU en de lidstaten van de Raad van Europa. De lidstaten van de EU zijn alle individueel al lidstaat van de Raad van de Europa en dus partij bij het EVRM.

Verhouding tussen de EU en de lidstaten

Bevoegdheidstoedeling

De EU volgt het beginsel van bevoegdheidstoedeling, hetgeen betekent dat ze enkel optreedt op de beleidsonderwerpen die de lidstaten de EU hebben toegedeeld. Bevoegdheden die niet aan de Unie zijn toegedeeld, behoren toe aan de lidstaten.[15]

De bevoegdheden van de Europese Unie ten opzichte van de lidstaten zijn in het Verdrag van Lissabon[16] expliciet vastgelegd. Ze worden ingedeeld in drie categorieën:

  • Exclusieve bevoegdheden: enkel de EU kan op deze domeinen optreden. De lidstaten kunnen enkel nog de beslissingen van de EU uitvoeren.
  • Gedeelde bevoegdheden: Zowel de EU als de lidstaten kunnen wetgevend optreden. Indien de EU wetgeving in deze sectoren uitvaardigt hebben de EU-regels wel voorrang op de nationale wetten die eventueel al bestonden. De meeste EU-bevoegdheden zijn van dit type.
  • Ondersteunende, coördinerende en aanvullende bevoegdheden: zoals de naam het zegt mag de EU het beleid van de lidstaten in deze sectoren ondersteunen, aanvullen of coördineren. De lidstaten behouden echter altijd de volledige wetgevende vrijheid. De EU mag op deze gebieden geen harmonisatie tussen de verschillende nationale stelsels nastreven. Meestal nemen dit type bevoegdheden de vorm aan van een financiële bijdrage vanwege de EU.
Exclusieve bevoegdheid voor de Unie
Enkel de Unie mag op deze gebieden wetgeving aannemen en internationale akkoorden sluiten.
Gedeelde bevoegdheid met de lidstaten
Lidstaten mogen geen wetten aannemen die afbreuk doen aan reeds aangenomen Europese wetgeving
  • de interne markt
  • sociaal beleid
  • economische, sociale en territoriale samenhang
  • landbouw en visserij, behalve de instandhouding van de vispopulatie
  • milieu
  • consumentenbescherming
  • vervoer
  • trans-Europese netwerken
  • energie
  • de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
  • gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid
Aanvullende bevoegdheid voor de Unie
Handelingen van de Unie mogen enkel het beleid van lidstaten ondersteunen, coördineren of aanvullen

Subsidiariteit en evenredigheid

De EU werkt volgens het subsidiariteitsbeginsel. Volgens dit beginsel komt de Unie alleen in actie als Europese samenwerking doeltreffender is dan eigen initiatieven van de afzonderlijke EU-landen, behalve als het gaat om onderwerpen waarvoor de EU exclusief bevoegd is.[17]

Sinds het Verdrag van Lissabon is hier ook een rol voor de nationale parlementen weggelegd. Elk nationaal parlement kan aangeven of en waarom het een bepaald voorstel in strijd vindt met dit beginsel. In dat geval treedt een tweeledig mechanisme in werking.[18]

  • Als één derde van de nationale parlementen het voorstel strijdig vindt met het subsidiariteitsbeginsel, moet de Commissie het opnieuw in overweging nemen. Zij kan het voorstel dan handhaven, wijzigen of intrekken.
  • Als een meerderheid van de nationale parlementen het voorstel strijdig vindt maar de Commissie voet bij stuk houdt, treedt een bijzondere procedure in werking. De Commissie moet duidelijk maken waarom, maar het Europees Parlement en de Raad besluiten uiteindelijk of zij de wetgevingsprocedure willen voortzetten of niet.

Een nationaal parlement kan ook naar het Hof van Justitie stappen als het meent dat een wet in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel.

Volgens het evenredigheidsbeginsel dient het optreden van de Unie niet verder te gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken.[19]

Rechtspositie

De lidstaten van de Europese Unie hebben in de loop van de tijd een aanzienlijke hoeveelheid soevereiniteit overgedragen aan de Europese Unie. De Europese Unie heeft als zodanig meer macht dan welke andere niet-soevereine regionale organisatie ook. Op verschillende terreinen begint de EU te lijken op een bondsstaat of een statenbond. De Unie blijft echter gebaseerd op verdragen tussen lidstaten, waaruit volgt dat de Unie slechts bestaat vanuit de wil van de lidstaten. Een lidstaat kan zich binnen twee jaar terugtrekken uit de Unie en wijzigingen aan de verdragen moeten door alle lidstaten individueel worden geratificeerd.

In dit opzicht lijkt de Europese Unie het meest op een statenbond, die in tegenstelling tot een bondsstaat niet soeverein is en dus ook slechts bestaat bij de gratie van de lidstaten. Een statenbond in de traditionele zin van het woord heeft echter veel meer macht, vooral op het gebied van buitenlandse zaken en defensie. De meeste mensen classificeren de Europese Unie daarom als een structuur sui generis, een unieke vorm van samenwerking tussen landen.

Sinds de oprichting bij het Verdrag van Maastricht bezit de Unie rechtspersoonlijkheid.[20] Dit machtigt de Unie overigens geenszins wetgevend of anderszins op te treden buiten de bevoegdheden die de lidstaten haar in de verdragen hebben toegedeeld.

Intergouvernementalisme en supranationalisme

Binnen de EU bestaat een spanningsveld tussen intergouvernementele en supranationale tendensen. Intergouvernementalisme is een methode van besluitvorming in internationale organisaties waarbij de macht bij de lidstaten ligt en beslissingen met unanimiteit genomen moeten worden. Afgevaardigden van de regeringen of van gekozen vertegenwoordigingen hebben uitsluitend adviserende of uitvoerende functies. De meeste internationale organisaties hebben tegenwoordig een intergouvernementele grondslag.

Supranationalisme is een andere methode van besluitvorming. Hier ligt de macht bij onafhankelijke afgevaardigden van de regeringen of van gekozen vertegenwoordigingen. Lidstaten hebben nog steeds macht, maar moeten deze delen met andere instanties. Bovendien worden beslissingen nu bij meerderheid van stemmen genomen. Het kan dan ook gebeuren dat een lidstaat, gedwongen door andere lidstaten, een beslissing tegen zijn wil moet uitvoeren.

Beide vormen van besluitvorming hebben aanhangers binnen de EU. Voorstanders van supranationalisme redeneren dat dit het proces van integratie kan versnellen. Wanneer beslissingen de unanieme goedkeuring van alle betrokken regeringen vereisen, kan het jaren duren voor een besluit valt, als het er al ooit van komt. Voorstanders van intergouvernementalisme argumenteren dat supranationalisme de soevereiniteit en het democratisch gehalte van afzonderlijke staten in gevaar brengt en menen dat de legitimiteit van gemeenschappelijke besluiten alleen afgeleid kan worden van de legitimiteit van de nationale regeringen. Frankrijk is traditioneel een voorstander van een intergouvernementele EU geweest. Dit geldt ook voor eurosceptische landen als het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Landen als België, Duitsland en Italië neigen meer naar de supranationale benadering. In de praktijk balanceert de EU tussen beide. Deze balans is echter een moeizaam compromis, dat vaak tot ingewikkelde besluitvormingsprocedures leidt.

Beleidsdomeinen

Economie

Binnen de EU wordt gestreefd naar economische integratie van de lidstaten. Zo heeft de EU een gemeenschappelijke markt en is er een gemeenschappelijke munt tussen de 19 landen van de eurozone.[21] Als één handelsblok beschouwd heeft de EU een bruto binnenlands product van 18,14 biljoen dollar in 2008.[2] Dat is 30% van het wereldtotaal. Daarmee is de EU de grootste economie ter wereld. Het is eveneens de grootste exporteur ter wereld,[2] de op een na grootste importeur[2] en de grootste handelspartner van vele grote landen als India en China.[22][23][24] 170 van de 500 grootste bedrijven ter wereld hebben hun hoofdzetel in de EU.[25]

OrganisatieOppervlakte
(in km²)
BevolkingNNP (PPP)
(miljoen $)
NPG (PPP)
(in $ per hoofd)
Lid-
staten
NAFTA 21.588.638 430.495.039 12.889.900 29.942 3
UZAN 17.715.335 366.669.975 2.635.349 7187 12
EU 3.977.487 497.198.740 18.164.752 36.484 28
AU 29.797.500 766.848.000 1.515.000 1896 53
ASEAN 4.497.493 553.900.000 2.172.000 4044 10
GOS 22.402.200 290.000.000 1.500.000 5000 12
Grote
landen
Deelstaten
India 3.287.590 1.065.070.607 3.033.000 2900 34
China 9.596.960 1.298.847.624 6.449.000 5000 33
VS 9.631.418 293.027.571 10.990.000 37.800 50
Canada 9.984.670 32.507.874 958.700 29.800 13
Rusland 17.075.200 143.782.338 1.282.000 8900 89

Cijfers uit 2003. Blauw voor het grootste, groen voor het kleinste van de vergeleken blokken.
Bron: CIA World Factbook 2004, IMF WEO Database

De interne markt

De EER bestaat uit de

 Europese Unie

 Europese Vrijhandelsassociatie (behalve Zwitserland)

De EU heeft gezorgd voor een Europese interne markt. De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarbinnen economische productiefactoren (goederen, personen, diensten en kapitaal) zich vrijelijk kunnen bewegen.[26]

De Europese Unie vormt samen met IJsland, Liechtenstein en Noorwegen (verenigd in de Europese Vrijhandelsassociatie) de Europese Economische Ruimte (EER). Ook Zwitserland heeft bilaterale afspraken met de EU.

De Unie omvat ook een douane-unie. Dit houdt in dat er geen heffingen zijn in het verkeer tussen lidstaten onderling en dat er een gemeenschappelijk douanetarief is voor betrekkingen met derde landen.[27]

De euro

 Eurozone

 EU-lidstaten met verplichting de euro in te voeren

 EU-lidstaten die een uitzonderingsbepaling hebben op het invoeren van de euro

 Gebieden buiten de EU die de euro gebruiken krachtens een overeenkomst met de EU

 Gebieden buiten de EU die de euro gebruiken zonder een overeenkomst met de EU

De euro is de munteenheid van de Economische en Monetaire Unie, een groep van 19 EU-lidstaten die de euro als betaalmiddel hebben ingevoerd. Daarnaast wordt de euro nog in vijf andere Europese landen gebruikt. Daarmee is de euro het dagelijkse betaalmiddel van zo'n 330 miljoen Europeanen. De euro functioneert als de op een na grootste reservemunt en is de op een na vaakst verhandelde munt ter wereld. De Europese Centrale Bank in Frankfurt is verantwoordelijk voor het monetair beleid binnen de eurozone. De euro heeft het geldverkeer binnen de Europese Unie aanzienlijk vereenvoudigd; waar vroeger met minstens een tiental verschillende valutawaarden gerekend werd, geldt er nu één.

Justitiële en politiële samenwerking

Ook op justitieel en politieel vlak wordt samengewerkt. Zo wordt er in het kader van Europol samengewerkt tussen de verschillende politiemachten, er is een Europese Politieacademie en de mogelijkheid tot een Europees aanhoudingsbevel. Eurojust is een samenwerkingsverband tussen aanklagers. Frontex houdt zich bezig met de buitengrens. Er bestaat een Schengen Informatie Systeem.

Landbouw

Het landbouwbeleid was een van de eerste domeinen waar de bevoegdheden volledig op het Europese niveau lagen. In de beginjaren van het Europese landbouwbeleid werd een systeem van prijssteun opgezet: producenten van landbouwproducten kregen voor hun producten gegarandeerde minimumprijzen. Overschotten werden opgekocht. Dit systeem werkte goed om na de Tweede Wereldoorlog vanuit een tekortsituatie naar zelfvoorziening te evolueren. Maar dit systeem botste al snel tegen zijn limieten aan: grote overschotten en uit de hand lopende budgettaire kosten. Naar deze overschotten werd ook wel verwezen aan de hand van de begrippen boterberg, melkplas en wijnzee. In de jaren 90 en 2000 werden daarop hervormingen uitgewerkt. Tegenwoordig is de steun die boeren krijgen gekoppeld aan bepaalde voorwaarden inzake milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn en is de steun niet meer direct gerelateerd aan de geproduceerde hoeveelheid. Sinds deze hervormingen is het Europese landbouwbeleid ook conform de regels van de Wereldhandelsorganisatie (die in 1995 werd opgericht).

Energie

In 2016 kwam de energie die de EU gebruikte uit aardolie (33%), aardgas (24%), steen- en bruinkool (15%), uranium (14%) en uit duurzame energiebronnen (14%). In totaal werd 1.600 miljoen ton olie-equivalent (Mtoe) gebruikt (circa 67.000 PJ of 19.000 TWh). Deze totale energie is niet de energieproductie of het eindgebruik, maar de zogeheten TPES (total primary energy supply).

Ongeveer 30% van de TPES ging verloren, vooral bij elektriciteitsopwekking met kolen en uranium en bij transport. Voor eindgebruikers resteerde 1040 Mtoe, waarvan 240 Mtoe gebruikt werd in de vorm van 2790 TWh aan elektriciteit. 8% van de fossiele energiebronnen werd gebruikt voor niet-energetische producten zoals smeermiddelen, asfalt en petrochemicaliën.

Van de aardolie wordt 86% geïmporteerd. Datzelfde geldt voor 72% van het aardgas en voor 97,48% van het uranium. Vooral de afhankelijkheid van Rusland wordt als bedreigend gezien. Zie ook: Russisch-Oekraïens gasconflict 2006, Wit-Russisch-Russisch gasconflict 2004 en Nord Stream.

De uitstoot van koolstofdioxide was 3200 megaton, omgerekend 6,3 ton per persoon. Het wereldgemiddelde was 4,4 ton per persoon.

In de periode 2012-2016 daalde de energieproductie van de EU 5%. De opgewekte hoeveelheid zonne- en windstroom steeg 50% en dekte 13% van de totale elektriciteitsproductie.[28]

Infrastructuur

De EU tracht de infrastructuur tussen de lidstaten te verbeteren, bijvoorbeeld door de aanleg en verbetering van trans-Europese Netwerken (TEN). Het gaat hier dan om vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur.

Een ander Europees netwerk is het satellietnavigatiesysteem Galileo. Het wordt gebouwd door de Europese Unie in samenwerking met de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA). Het netwerk zal naar verwachting in 2019 volledig operationeel zijn. Er zullen in totaal zo'n 30 satellieten gelanceerd worden. Galileo wordt vooral gebouwd om de Europese afhankelijkheid van de Verenigde Staten te verkleinen, de VS hebben namelijk de volledige controle over het global positioning system (gps). Ook zou het Galileo-systeem veel nauwkeuriger worden dan de Amerikaanse tegenhanger.[29]

Een ander project is Single European Sky. Het Europese luchtruim is namelijk sterk gefragmenteerd; elk land organiseert zijn eigen luchtverkeersleiding. Veel vliegtuigen volgen dan ook niet hun kortste weg naar hun bestemming (bijvoorbeeld ook omdat ze rond een militair gebied moeten vliegen). Single European Sky moet tot een hogere efficiëntie leiden, een vermindering van de CO2-uitstoot en een verlaging van de kosten voor de passagiers.

Het grensoverschrijdende spoorwegverkeer wordt bevorderd door het subsidiëren van nieuwe verbindingen (in het kader van het TEN-programma) en de invoering van het European Rail Traffic Management System, dat op den duur de meer dan 20 verschillende treinbeïnvloedingssystemen moet vervangen die in de Europese landen bestaan. Onder druk van de Europese Unie heeft Zwitserland het AlpTransit-project uitgevoerd, een grootschalige verbetering van de spoorverbindingen door de Alpen. In ruil daarvoor mocht Zwitserland een kilometerheffing invoeren voor zwaar vrachtverkeer.

Financieel verkeer binnen de EU en een aantal geassocieerde landen is sterk vereenvoudigd door de Single Euro Payments Area (SEPA) in combinatie met het IBAN. SEPA-betalingen zijn gratis voor de gebruiker en zijn (bijna) net zo snel als binnenlandse betalingen. Dankzij SEPA kan men bijvoorbeeld een Zwitsers salaris op een Nederlandse bankrekening ontvangen en in buitenlandse winkels betalen met de betaalpas.

Regionaal beleid

Op dit moment bestaan er grote economische verschillen tussen de meer en minder welvarende regio's van de EU, zeker na de recente uitbreiding. Tussen de rijkste en armste regio zit zelfs zo'n factor 10 verschil. De Europese Unie probeert deze verschillen te verkleinen door middel van bijvoorbeeld de Structuurfondsen en het Cohesiefonds.

Onderwijs en onderzoek

Onderwijs is een van de gebieden waarin de EU enkel een ondersteunende rol heeft. Het beleid is vooral gericht op het stimuleren van uitwisselingen, het meest zichtbaar in het ERASMUS-programma. Het is een initiatief van de Europese Commissie voor het hoger onderwijs in de EU. Doel is om uitwisseling onder Europese studenten en docenten/staf te bevorderen. Sinds de oprichting in 1987 hebben zo’n 2 miljoen studenten van het programma gebruikgemaakt.[30] Er wordt ook steun verleend aan het Bolognaproces, dat echter een initiatief van de Raad van Europa is en niet van de EU.

Op het gebied van onderzoek wordt bijvoorbeeld meegewerkt aan ITER, een fusiereactor die in de EU wordt gebouwd. De Unie heeft een waarneemstatus in CERN. Ze heeft afspraken met ESA en werkt samen met ESO, maar deze organisaties staan verder los van de EU.

Door middel van de Framework Programmes for Research and Technological Development financiert de EU wetenschappelijk onderzoek op verschillende gebieden. Het huidige, achtste framework program, dat de naam Horizon 2020 draagt, heeft een budget van naar verwachting 80 miljard euro voor de periode 2014-2020, en is daarmee een van de belangrijkste bronnen van onderzoeksfinanciering in de Europese landen. Ter vergelijking, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek heeft een jaarbudget van ongeveer 650 miljoen euro, en in armere EU-landen zijn de budgetten naar verhouding kleiner. De Europese onderzoeksraad en het naar Marie Curie vernoemde beurzenprogramma[31] zijn onderdeel van de framework programmes. De verschillende acties dienen vaak specifieke politieke doelen, zoals het naar de EU (terug)halen van goede onderzoekers, het bevorderen van mobiliteit van onderzoekers, het aanmoedigen van internationale samenwerking en het bevorderen van economische groei door (technische) innovatie.

Buitenlandse betrekkingen

Buitenlandse handel

De Europese Unie voert tal van handelsbesprekingen met derde landen of groepen van landen, en onder meer:

Buitenlandse zaken

Lidstaten vormen hun eigen buitenlands beleid. De Unie kan initiatief nemen als het wenselijk is met één stem te spreken. Er is een hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Deze stroomlijnt het optreden van de Unie naar buiten toe, zich baserend op unanieme besluiten van de lidstaten.[32] De hoge vertegenwoordiger wordt bijgestaan door de Europese dienst voor extern optreden.

Defensie

Militaire bevoegdheden zijn een nationale aangelegenheid. Lidstaten kunnen op vrijwillige basis civiele en militaire middelen ter beschikking van de EU stellen voor gemeenschappelijke operaties.[33] Binnen de EU wordt er steeds meer gestreefd naar een gemeenschappelijk defensiebeleid, onder andere door de oprichting van het Europees Defensieagentschap. Dit zou kunnen leiden tot een gemeenschappelijke defensie. Dit doel wordt ook kenbaar gemaakt in de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie:

VASTBESLOTEN een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te voeren met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid dat tot een gemeenschappelijke defensie zou kunnen leiden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42, daarbij de Europese identiteit en onafhankelijkheid versterkend, teneinde vrede, veiligheid en vooruitgang in Europa en in de wereld te bevorderen

Lidstaten zijn ook verplicht elkaar te helpen in het geval dat een van hen wordt aangevallen. Eventueel kunnen een groep van lidstaten in het kader van nauwere samenwerking besluiten tot een verdergaande samenwerking op het gebied van defensie.

Een voorbeeld van een huidige Europese militaire operatie is Operatie Atalanta, die als doel heeft de piraterij voor de Somalische kust te stoppen. Het gaat om de eerste militaire operatie op zee voor de Europese Unie.[34]

Ontwikkelingssamenwerking

De Unie is de grootste donor van nood- en ontwikkelingshulp in de wereld. In 2016 was het gemiddelde budget voor ontwikkelingssamenwerking van de EU-landen 0,4% van het BBP. Vijf landen haalden of overtroffen het streefcijfer van 0,7%: Denemarken, Duitsland, Luxemburg, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.[35]

Bevolking

Met een bevolkingsdichtheid van 114 inw./km² is de EU een van de dichtst bevolkte regio’s van de wereld.

De Europese Unie heeft in totaal een inwonersaantal van ongeveer 500 miljoen. Ter vergelijking, er zijn 710 miljoen Europeanen op het hele continent. Er is een bevolkingsgroei in de EU, dit vooral doordat er in de meeste lidstaten een netto immigratie aanwezig is.[36][37] De Europese Unie bevat 7,3% van de totale wereldbevolking. Toch bedekt de EU maar 3% van de landoppervlakte. Met een bevolkingsdichtheid van 114 inw./km² is de EU namelijk een van de dichtst bevolkte regio’s van de wereld. Eén derde van de inwoners van de EU leeft in metropolen van meer dan één miljoen mensen. Tachtig procent leeft in stedelijk gebied.[38] In de EU zijn er meer wereldsteden dan waar ook ter wereld.[39] Er zijn 16 steden met een inwonersaantal van meer dan één miljoen.

Talen

De 24 officiële talen van de instituten van de Europese Unie zijn:

Alle besluiten van de instellingen worden vertaald in alle officiële talen. Europese burgers hebben daarnaast het recht zich te wenden tot de Europese instellingen in een van de officiële talen en hebben het recht in dezelfde taal antwoord te krijgen. Naast de 24 officiële verdragstalen worden er ook veel regionale minderheidstalen gesproken.

Religie

Percentage Europeanen per lidstaat dat religieus is (kaart is inclusief enkele niet-EU-landen)[40]

De Europese Unie is een seculier orgaan, zonder formele relaties met wat voor religie dan ook en zonder vermelding van religie in huidige of voorgestelde verdragen.[41] Tijdens discussies omtrent de ontwerptekst van de Europese Grondwet en later het Verdrag van Lissabon waren er voorstellen om naar het christendom en/of God te verwijzen in de inleiding van de tekst. Dit idee stuitte echter op veel weerstand, waardoor het uiteindelijk niet werd aangenomen.[42] De oppositie tegen de inleiding zoals hij zonder vermelding van religies was geworden, werd mede veroorzaakt doordat de Oudheid en de Verlichting wel genoemd werden, waardoor de preambule volgens sommigen geen recht deed aan de geschiedenis en bronnen van de Europese beschaving.

De gedachte om te verwijzen naar het jodendom en christendom komt voort uit het gegeven dat het christendom de dominante religie was in alle huidige EU-lidstaten, en dat nog steeds is in de meeste van deze staten. Het christendom in de Europese Unie kan ruwweg verdeeld worden in het rooms-katholicisme, een brede hoeveelheid protestantse kerken (vooral in Noord-Europa) en de oosters-orthodoxe kerk (vooral in Zuidoost-Europa). Andere religies, vooral de islam en het jodendom, komen ook voor. Er leven in de Europese Unie ruwweg meer dan een miljoen joden[43] en 13[44] tot 16[45] miljoen moslims.

Cultuur

Elk jaar wordt door het Europees Parlement een culturele hoofdstad van Europa gekozen. Het doel hiervan is de rijkdom, de verscheidenheid en de gemeenschappelijke kenmerken van de Europese culturen tot hun recht te laten komen en ertoe bij te dragen dat de burgers van de Europese Unie elkaar beter leren kennen.

Zie ook

Zie ook de Atlas van Europese Unie op Wikimedia Commons.
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina European Union op Wikimedia Commons.
Winnaars van de Nobelprijs voor de Vrede

1901: Dunant, Passy · 1902: Ducommun, Gobat · 1903: Cremer · 1904: Institut de Droit International · 1905: Von Suttner · 1906: Roosevelt · 1907: Moneta, Renault · 1908: Arnoldson, Bajer · 1909: Beernaert, Balluet d'Estournelles de Constant · 1910: IPB · 1911: Asser, Fried · 1912: Root · 1913: La Fontaine · 1917: ICRC · 1919: Wilson · 1920: Bourgeois · 1921: Branting, Lange · 1922: Nansen · 1925: Chamberlain, Dawes · 1926: Briand, Stresemann · 1927: Buisson, Quidde · 1929: Kellogg · 1930: Söderblom · 1931: Addams, Butler · 1933: Angell · 1934: Henderson · 1935: Von Ossietzky · 1936: Lamas · 1937: Cecil · 1938: Office international Nansen pour les réfugiés · 1944: ICRC · 1945: Hull · 1946: Balch, Mott · 1947: Friends Service Council, American Friends Service Committee · 1949: Orr · 1950: Bunche · 1951: Jouhaux · 1952: Schweitzer · 1953: Marshall · 1954: Bureau van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen · 1957: Pearson · 1958: Pire · 1959: Noel-Baker · 1960: Luthuli · 1961: Hammarskjöld · 1962: Pauling · 1963: ICRC, IFRC · 1964: King · 1965: UNICEF · 1968: Cassin · 1969: Internationale Arbeidsorganisatie · 1970: Borlaug · 1971: Brandt · 1973: Kissinger, Lê Đức Thọ · 1974: MacBride, Satō · 1975: Sacharov · 1976: Williams, Corrigan · 1977: Amnesty International · 1978: Sadat, Begin · 1979: Moeder Teresa · 1980: Esquivel · 1981: Bureau van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen · 1982: Myrdal, Robles · 1983: Wałęsa · 1984: Tutu · 1985: IPPNW · 1986: Wiesel · 1987: Arias · 1988: VN-vredesmacht · 1989: Gyatso · 1990: Gorbatsjov · 1991: Suu Kyi · 1992: Menchú · 1993: Mandela, De Klerk · 1994: Arafat, Peres, Rabin · 1995: Rotblat, Pugwash Conferences on Science and World Affairs · 1996: Ximenes Belo, Ramos-Horta · 1997: ICBL, Williams · 1998: Hume, Trimble · 1999: AzG · 2000: Dae-jung · 2001: VN, Annan · 2002: Carter · 2003: Ebadi · 2004: Maathai · 2005: IAEA, El-Baradei · 2006: Grameen Bank, Yunus · 2007: Gore, IPCC · 2008: Ahtisaari · 2009: Obama · 2010: Liu · 2011: Johnson Sirleaf, Gbowee, Karman · 2012: Europese Unie · 2013: OPCW · 2014: Satyarthi, Yousafzai · 2015: Kwartet voor Nationale Dialoog in Tunesië · 2016: Santos · 2017: ICAN · 2018: Mukwege, Murad Basee · 2019: Ahmed

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.