hand
Nederlands
Woordafbreking
- hand
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lichaamsdeel aan uiteinde van arm’ voor het eerst aangetroffen in 701 [1]
- uit Middelnederlands: hant verwant aan Engels: hand en Duits: Hand, Gotisch handus. Niet buiten Germaans bekend. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hand | handen |
verkleinwoord | handje | handjes |
Zelfstandig naamwoord
hand v
- (anatomie) uiterste deel van de arm, voorbij de pols
- Zij heeft in haar hand een groot boek.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. uiterste deel van de arm, voorbij de pols
het heft in handen nemen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
handen |
hand
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handen
- Ik hand.
- gebiedende wijs van handen
- Hand!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handen
- Hand je?
Gangbaarheid
- Het woord hand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hand' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "hand" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- hand op website: Etymologiebank.nl
- HP de Tijd ARNOUT LE CLERCQ 25 JAN 2019 De Malediven verdwijnen, maar onze consumptiedrift niet
Engels
Werkwoord
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to hand |
he/she/it | hands |
verleden tijd | handed |
voltooid deelwoord |
handed |
onvoltooid deelwoord |
handing |
gebiedende wijs | hand |
hand
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van handball
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.