handwerken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·wer·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
handwerken
handwerkte
gehandwerkt
zwak -t volledig

Werkwoord

handwerken [1]

  1. bezig zijn met een handwerkje
    • Eind twintigste eeuw verdween handwerken als vak uit het onderwijs, maar de belangstelling ervoor bloeide daarna weer op.[2] 
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

handwerken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord handwerk
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord handwerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.