helpen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
helpenhelpend
hulpgeholpen
Uitspraak
  • Geluid:  helpen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɦɛlpə(n)/
Woordafbreking
  • hel·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijstaan’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: helpen
Oudnederlands: helpan
Germaans: *helpanan
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: help (Angelsaksisch: helpan), Duits: helfen, (Oudhoogduits: helfan), Fries: helpe (Oudfries: helpa)
Noord: Zweeds: hjälpa, Deens: hjælpe, Noors: hjelpe, (Oudnoords: hjalpa), IJslands/Faeröers: hjálpa
Oost: Gotisch: hilpan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
helpen
/ˈɦɛlpə(n)/
hielp
/ɦilp/
geholpen
/ɣə'ɦɔlpə(n)/
klasse 3 volledig

Werkwoord

helpen

  1. overgankelijk iemand bijstaan
    • Wordt u al geholpen? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord helpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Middelnederlands

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
helpen halp holpen geholpen
klasse 3 volledig  

Werkwoord

helpen

  1. helpen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.