backhand
Nederlands
Woordafbreking
- back·hand
Woordherkomst en -opbouw
- Engelse ontlening: backhand.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | backhand | backhands |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
backhand v/(m)
- (sport) een achterwaartse slag met bijv. een tennisracket
- Zijn slagen met de backhand zijn niet zo goed als die met de voorhand.
Gangbaarheid
- Het woord backhand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'backhand' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Engels
Verwante begrippen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.