vuist
![]() Een gebalde vuist |
Een vuist |
Nederlands
Woordafbreking
- vuist
Zelfstandig naamwoord
vuist v / m
- gebalde hand, een knuist
- Hij gaf hem een klap met zijn vuist.
- (gereedschap) en zware hamer met een korte steel
- Met een koudbeitel en vuist werd de vastgeroeste moer er grofweg afgeslagen.
Synoniemen
- (2) moker
Hyponiemen
- pantservuist
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: een vuist maken
de krachten verzamelen om tegen iets op te treden
- [1]: voor de vuist weg
- [1]: op de vuist gaan
slaags raken
- [1]: uit het vuistje eten
met de handen eten
- [1]: in zijn vuistje lachen
achter de hand lachen om iemands onhandigheid/afgang
Vertalingen
1. gebalde hand
2. zware hamer
Gangbaarheid
- Het woord vuist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vuist' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.