handig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: handig (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈɦɑndɪχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɦɑndɪɣ/
Woordafbreking
- han·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | handig | handiger | handigst |
verbogen | handige | handigere | handigste |
partitief | handigs | handigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
handig
- goed met de handen om kunnen gaan
- Mijn handige buurman had de schutting snel geplaatst.
- gemakkelijk mee om te gaan
- Ik zal dat handige trucje zeker onthouden!
- Om 2 uur? Dat kan maar voor mij zou 4 uur handiger zijn.
Vaste voorzetsels
- handig zijn in
Hyponiemen
- afhandig, superhandig
Afgeleide begrippen
- handigheid, onhandigheid
Vertalingen
1. goed met de handen om kunnen gaan
Gangbaarheid
- Het woord handig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'handig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.