overhandigen
Nederlands
Woordafbreking
- over·han·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstellende afleiding van over (bijwoord) en hand (zelfstandig naamwoord) met het achtervoegsel -ig en met het achtervoegsel -en dat werkwoorden vormt[1][2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overhandigen |
overhandigde |
overhandigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
overhandigen
- ditransitief in de handen van een ander geven
- Hij overhandigde Sanne een brief.
Gangbaarheid
- Het woord overhandigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'overhandigen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.