handboog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  handboog    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈɦɑnt.boχ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɦɑnt.box/
Woordafbreking
  • hand·boog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handboog handbogen
verkleinwoord handboogje handboogjes

Zelfstandig naamwoord

handboog m

  1. het deel van de pijl en boog dat men vasthoudt en niet wegschiet
    • Hij neemt altijd zijn eigen handboog mee naar de pijl-en-boogschietlessen. 

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord handboog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.