forehand
Nederlands
Woordafbreking
- fore·hand
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘slag met handpalm richting bal (bij tennis)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1924 [1]
- samenstelling van fore zn en hand zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | forehand | forehands |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
forehand v / m [3]
- (sport) slag bij het tennisspel waarbij de palm van de hand naar het net is gekeerd
Gangbaarheid
- Het woord forehand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'forehand' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Engels
Verwante begrippen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.