samenstelling
Nederlands
Woordafbreking
- sa·men·stel·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van samenstellen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | samenstelling | samenstellingen |
verkleinwoord | samenstellinkje | samenstellinkjes |
Zelfstandig naamwoord
samenstelling v
- de onderdelen waaruit iets bestaat
- In de analytische chemie richt men zich op het bepalen van de samenstelling van een materiaal.
- (taalkunde) een woord dat gevormd is door twee of meer onafhankelijke woorden aan elkaar te koppelen
- Een samenstelling waarin het eerste lid een aantal nevengeschikte elementen bevat die binnen de context van het woord een geheel vormen, wordt niet als een samentrekking van twee afzonderlijke samenstellingen beschouwd, maar als een samenstelling met een meerledig eerste lid. Als zodanig wordt het aan elkaar geschreven, waarbij de elementen die het eerste lid vormen worden gescheiden door koppeltekens.
Antoniemen
- [2]: afleiding
Vertalingen
1. de onderdelen waaruit iets bestaat
2. een woord dat gevormd is door twee of meer onafhankelijke woorden aan elkaar te koppelen
Gangbaarheid
- Het woord samenstelling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'samenstelling' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.