paard

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  paard    (hulp, bestand)
  • IPA: /part/; /paːrt/
Woordafbreking
  • paard
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘hoefdier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1266 [1]
  • Via de Middelnederlandse vormen paert en perert van het Latijnse paraveredus
enkelvoud meervoud
naamwoord paard paarden
verkleinwoord paardje paardjes

Zelfstandig naamwoord

paard o

  1. (zoogdieren) gedomesticeerd hoefdier uit de familie der paardachtigen Equidae dat als rijdier en als trekdier gebruikt wordt
  2. (sport) turntoestel op vier poten en met twee handvatten om op te voltigeren of zonder handvatten om overheen te springen
  3. (schaak) schaakstuk dat over de andere stukken heen kan bewegen
  4. (techniek) het deel van het mechanisme van een korenmolen, dat de afstand tussen de molenstenen regelt
  5. (astrologie) één van de tekens van de Chinese dierenriem
  6. (scheepvaart) een touw om op te staan, onder de ra van een dwarsgetuigd zeilschip
  7. (gereedschap) schraag om hout op te zagen
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
  • [1] (wetenschappelijk) equus caballus, knol, ros
Hyperoniemen
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord paard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.