hoefdier
Nederlands
Woordafbreking
- hoef·dier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zoogdier met hoeven’ voor het eerst aangetroffen in 1921 [1]
- samenstelling van hoef en dier
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoefdier | hoefdieren |
verkleinwoord | hoefdiertje | hoefdiertjes |
Verwante begrippen
- evenhoevige, onevenhoevige
Vertalingen
1. dieren die hoeven bezitten
Gangbaarheid
- Het woord hoefdier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hoefdier' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.