informatie
Nederlands
Woordafbreking
- in·for·ma·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inlichting, nasporing’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1451 [1]
- Naamwoord van handeling van informeren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | informatie | informaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
informatie v
- de kennis die iemand te horen krijgt
- Kunt u mij daar meer informatie over geven?
- de verstrekking van kennis
- Ter informatie: u kunt uw papieren hier ophalen.
Verwante begrippen
- bericht, inlichting, verslag, verwittiging, informeren, beursbericht, getuigenverslag, jaarverslag, jaarverslaglegging, kabelbericht, persbericht, scheepvaartbericht, verslaggever, voorbericht, verslag, weerbericht
Hyponiemen
- achtergrondinformatie, desinformatie, procesinformatie, productinformatie, tele-informatie, verkeersinformatie, zero-informatie
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
|
Gangbaarheid
- Het woord informatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'informatie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.