paardrijden
![](../I/m/043_S%C3%A6var_fr%C3%A1_Stangarholti.jpg)
Paardrijden.
Nederlands
Woordafbreking
- paard·rij·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van paard en rijden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
paardrijden |
reed paard |
paardgereden |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
paardrijden
- (paardrijden) zich, zittend op de rug van een paard, verplaatsen
- Voordat ze ging paardrijden, zadelde ze het paard op.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- paardrijder, paardrijdster, paardrijkunst, paardrijtocht
Vertalingen
1. zich, zittend op de rug van een paard, verplaatsen
Gangbaarheid
- Het woord paardrijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'paardrijden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.