bok

Nederlands

[1] bokje
Uitspraak
  • Geluid:  bok    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɔk/
Woordafbreking
  • bok
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘mannetje van de geit’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bok bokken
verkleinwoord bokje bokjes

Zelfstandig naamwoord

bok m

  1. (zoogdieren) een mannelijke geit
  2. een toestel bij het turnen
  3. een mennerszitplaats bij een rijtuig, plaats waar de machinist zit in een trein of tram
  4. een platform waarop een dirigent voor het orkest staat
  5. een zware hijskraan
  6. een ondersteuning waarop zware toestellen kunnen geplaatst worden
  7. (spel) een speelsteen bij het sjoelen die boven op een andere belandt of anderszins niet vlak op de ondergrond van de bak blijft liggen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: een bok schieten
een stommiteit begaan, een flater slaan
  • [1]: als een bok op een haverkist
ergens (te) snel op reageren
  • [1]: een geile bok
iemand die erg op seks belust is
Vertalingen

Tussenwerpsel

bok

  1. een uitroep aan het eind van een zin als iemand met z'n mond vol tanden staat

Werkwoord

vervoeging van
bokken

bok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bokken
    • Ik bok. 
  2. gebiedende wijs van bokken
    • Bok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bokken
    • Bok je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 

Zelfstandig naamwoord

bok

  1. (dierkunde) antilope


Noors

Uitspraak
  • Geluid:  bok    (hulp, bestand)
  • IPA: / buːk /
Woordafbreking
  • bok
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord bók
Naar frequentie 1057
m/v
[A] + [B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bok     m: boken
v: boka  
  bøker     bøkene  
genitief   boks     m: bokens
v: bokas  
  bøkers     bøkenes  

Zelfstandig naamwoord

[A] bok, m / v

  1. boek
  1. «Bibelen blir kalt bøkenes bok
    De Bijbel werd het boek van de boeken genoemd.
  2. boek (afgesloten deelgebied van een boek)
  1. «Det gamle testamente består av 39 bøker
    Het Oude Testament bestaat uit 39 boeken.
  2. boek voor inschrijvingen (notitieboek, dagboek)
  3. een boekachtig onderwerp (pocketboek)
Afgeleide begrippen
  • [1]: bokelsker
  • [1]: bokorm
  • [1]: boksamler
  • [3]: kladdebok
  • [3]: møtebok
  • [3]: regnskapsbok
  • [3]: dagbok
  • [4]: lommebok
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: lese, skrive, kjøpe en bok
een boek lezen, schrijven, kopen
  • [1]: Det er en lukket bok for meg.
Dit is onbekend / onbegrijpelijk voor mij.
Dat is abacadabra voor mij.
  • [1]: lese som en åpen bok
lezen als een open boek

Zelfstandig naamwoord

[B] bok, v/m

  1. (plantkunde) Fagus sylvatica , beuk
  2. een beuken voorwerp
Schrijfwijzen
  • bøk


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid:  bok    (hulp, bestand)
  • IPA: / buːk /
Woordafbreking
  • bok
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord bók
[A] + [B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bok     boka     boker     bokene  

Zelfstandig naamwoord

[A] bok, v

  1. boek
  2. boek (afgesloten deelgebied van een boek)
  3. boek voor inschrijvingen (notitieboek, dagboek)
  4. een boekachtig onderwerp (pocketboek)
Afgeleide begrippen
  • [1]: bokelskar
  • [1]: bokorm
  • [1]: boksamlar
  • [3]: kladdebok
  • [3]: møtebok
  • [3]: skrivebok
  • [3]: teiknebok
  • [4]: lommebok
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: lese, skrive, kjøpe ei bok
een boek lezen, schrijven, kopen
  • [1]: Det er ei attlaten bok for meg.
Dit is onbekend / onbegrijpelijk voor mij.
Dat is abacadabra voor mij.
  • [1]: vere stø i boka
bijbelbekend zijn

Zelfstandig naamwoord

bok, v

  1. (plantkunde) Fagus sylvatica , beuk
  2. een beuken voorwerp
Schrijfwijzen
  • bøk


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  bok    (hulp, bestand)
  • IPA: /buk/

Zelfstandig naamwoord

bok

  1. boek
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bok     boken     böcker     böckerna  
genitief   boks     bokens     böckers     böckernas  

Zelfstandig naamwoord

bok

  1. (plantkunde) Fagus sylvatica , beuk
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.