knol
Nederlands
Woordafbreking
- knol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knol | knollen |
verkleinwoord | knolletje | knolletjes |
Zelfstandig naamwoord
knol m
- een verdikte wortelstok waarin een plant voedsel opslaat
- (groente) koolraap, een eetbare wortel van een plant uit het geslacht Brassica
- We hebben gisteren een knolletje gegeten.
- een aftands werkpaard
- En [dit was] niet zomaar een knol, maar Roccinant, het paard van Don Quichot.
Hyponiemen
- mangaanknol, okselknol, raapknol, robbeknol, schijnknol, stengelknol, stoppelknol, venkelknol, wortelknol
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. verdikte plantenwortel.
2. koolraap, een eetbare wortel van een plant uit het geslacht Brassica.
3. aftands werkpaard.
Gangbaarheid
- Het woord knol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knol' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.