knol

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knol    (hulp, bestand)
  • IPA: /knɔl/
Woordafbreking
  • knol
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vlezige wortel’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord knol knollen
verkleinwoord knolletje knolletjes

Zelfstandig naamwoord

knol m

  1. een verdikte wortelstok waarin een plant voedsel opslaat
  2. (groente) koolraap, een eetbare wortel van een plant uit het geslacht Brassica
    • We hebben gisteren een knolletje gegeten. 
  1. een aftands werkpaard
    • En [dit was] niet zomaar een knol, maar Roccinant, het paard van Don Quichot. 
Hyponiemen
  • mangaanknol, okselknol, raapknol, robbeknol, schijnknol, stengelknol, stoppelknol, venkelknol, wortelknol
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord knol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.