springer

Niet te verwarren met: Springer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sprinĀ·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van springen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord springer springers
verkleinwoord springertje springertjes

Zelfstandig naamwoord

springer m [1]

  1. iemand die of dier dat springt
  2. verspringend beeld in een film
  3. (muziek) de door de toets bediende verticale constructie in een klavecimbel en een spinet
  4. strandvlo Talitrus saltator een vlokreeftje uit de familie Talitridae
Hyponiemen
  • bladspringer, hekkenspringer, hekspringer, hoogspringer, klipspringer, kunstspringer, paardenspringer, sneeuwspringer, tafelspringer

Gangbaarheid

  • Het woord springer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • sprinĀ·ger

Werkwoord

springer

  1. tegenwoordige tijd van springe
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.