springer
![]() |
Nederlands
Woordafbreking
- sprinĀ·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | springer | springers |
verkleinwoord | springertje | springertjes |
Zelfstandig naamwoord
springer m [1]
- iemand die of dier dat springt
- verspringend beeld in een film
- (muziek) de door de toets bediende verticale constructie in een klavecimbel en een spinet
- strandvlo Talitrus saltator
een vlokreeftje uit de familie Talitridae
Hyponiemen
- bladspringer, hekkenspringer, hekspringer, hoogspringer, klipspringer, kunstspringer, paardenspringer, sneeuwspringer, tafelspringer
Gangbaarheid
- Het woord springer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'springer' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.