springen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  springen    (hulp, bestand)
  • IPA: /sprɪŋə(n)/
Woordafbreking
  • sprin·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zich in de lucht verheffen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
springen
sprong
gesprongen
klasse 3 volledig

Werkwoord

springen

  1. ergatief na zich tegen de zwaartekracht afgezet te hebben een korte vrije val door de lucht maken in een bepaalde richting
    • Hij sprong over de greppel. 
  1. inergatief na zich tegen de zwaartekracht afgezet te hebben een korte vrije val door de lucht maken
    • Er werd gesprongen en gerend. 
  1. ergatief traanvocht veroorzaken
    • De tranen sprongen hem in de ogen. 
  1. ergatief plotseling breken of uit elkaar barsten
    • Door aanraking met de vlam sprong het glas in duizend stukken. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • in de gaten springen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

springen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spring

Gangbaarheid

  • Het woord springen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • sprin·gen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
springen
/ˈʃpʀɪŋən/
sprang
/ˈʃpʀaŋ/
gesprungen
/gəˈʃpʀʊŋən/
Klasse 3 sterk volledig

Werkwoord

springen

  1. springen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.