luipaard
Nederlands
Woordafbreking
- lui·paard
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘katachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
- Van het Oudfranse lupart, van het Latijnse leopardus (leo betekent leeuw en pardus panter)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luipaard | luipaarden |
verkleinwoord | luipaardje | luipaardjes |
Hyponiemen
Vertalingen
1. Panthera pardus, een katachtig roofdier
|
|
Gangbaarheid
- Het woord luipaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'luipaard' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.