meer

Niet te verwarren met: Meer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meer    (hulp, bestand)
  • IPA: /mer/; /meːr/
Woordafbreking
  • meer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meer meren
verkleinwoord meertje meertjes

Zelfstandig naamwoord

meer o

  1. (aardrijkskunde) een groot water dat helemaal omringd is door land
  2. (verouderd) (aardrijkskunde) zee
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Onbepaald hoofdtelwoord

meer

  1. vergrotende trap van veel
Hyponiemen
  • immermeer, nimmermeer, temeer, veelmeer
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Meer pijlen op zijn boog hebben
meer kunnen dan reeds laten zien
  • Als er een schaap over de dam is, volgen er meer.
als er de eerste stap is gezet is het voor een ander niet moeilijk meer om die ook te maken en volgt de rest vanzelf
  • Door de bomen het bos niet meer zien
door een overvloed aan informatie het overzicht verliezen
  • Eén gek kan meer vragen/vragen stellen dan tien wijzen kunnen beantwoorden.
er zijn altijd wel vragen waar niemand het antwoord op weet
  • Een vliegende vogel heeft altijd meer dan een zittende.
iemand die veel buitenkomt krijgt altijd meer dan iemand die thuis blijft zitten
  • Er verdrinken er meer in het glas dan in de zee.
er gaan veel mensen dood door het drinken van alcohol
  • Er zijn meer hondjes die fikkie heten
er zijn meer mensen/etc. met dezelfde naam
  • Geen pap meer kunnen zeggen
Erg moe zijn
  • Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.
hoe meer mensen er bij zijn, hoe leuker dat het is.
  • Ik zet daar geen voet meer in huis
Ik wil hen niet meer bezoeken
  • Maak je maar boos, dan heb je twee keer werk, één keer om boos te worden, en één om niet meer boos te zijn.
woede kost veel energie en lost niets op
  • Men kan van een luis niet meer nemen dan zijn leven.
Wanneer iemand niets heeft, valt er niets te halen.
  • Men vangt meer vliegen met honing dan met azijn.
door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden
  • en dies meer
enzovoorts
Vertalingen



Daarnaast nog het volgende aan 'meer' gerelateerd:

Werkwoord

vervoeging van
meren

meer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meren
    • Ik meer. 
  2. gebiedende wijs van meren
    • Meer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meren
    • Meer je? 

Bijvoeglijk naamwoord

meer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van veel

meer

  1. verbogen vorm van de vergrotende trap van veel

Gangbaarheid

  • Het woord meer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.