hengst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hengst    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦɛŋst/
Woordafbreking
  • hengst
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mannelijk paard’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hengst hengsten
verkleinwoord hengstje hengstjes

Zelfstandig naamwoord

hengst m

  1. (zoogdieren) (paardrijden) een al dan niet gecastreerd mannelijk paard
    • Om voor volbloed nakomelingen te zorgen, paren ze die hengst aan die merrie. 
  1. (schertsend) een vurige minnaar, een knappe man
    • Die hengst stond op te scheppen over zijn spierballen. 
  1. (informeel) een knal of harde klap
    • Voor zo'n hatelijke opmerking krijg je bij die kerel makkelijk een hengst. 
  1. (scheepvaart) een vissersvaartuig van de Westerschelde
    • De concurrentie tussen de traditionele hengsten en de gecommercialiseerde visserij wordt steeds groter. 
Synoniemen

[3] aai baffer dreun houw klap knal lel mep opdoffer opdonder opduvel oplawaai oplazer opsodemieter opstopper optater peut poeier ram slag stomp watjekouw

Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • boerenhengst
    • lompe vent
  • iemand een hengst voor z'n treiter verkopen
    • iemand een slag in z'n gezicht geven
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hengst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
hengsten

hengst

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van hengsten
  2. gebiedende wijs van hengsten

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.