volbloed
Nederlands
Woordafbreking
- vol·bloed
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘van onvermengd ras’ voor het eerst aangetroffen in 1849 [1]
- samenstelling van vol en bloed [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | volbloed | volbloeden |
verkleinwoord | volbloedje | volbloedjes |
Zelfstandig naamwoord
volbloed m
- van een zuiver ras
- Het paard van de buren was een volbloed.
Bijvoeglijk naamwoord
volbloed
- van een zuiver ras zijn, van een onvermengd ras
- Het volbloed paard werd verkocht.
Verwijzingen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord volbloed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'volbloed' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.