logica
Nederlands
Woordafbreking
- lo·gi·ca
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘leer van de wetten van het denken’ voor het eerst aangetroffen in 1500 [1]
- afgeleid van het Griekse 'logikè' ([de rede betreffend]) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | logica | logica's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
logica v
- (wetenschap) de wetenschap die zich bezighoudt met de formele regels van het denken. Traditioneel wordt de logica door de filosofie bestudeerd, maar het wordt ook tot de wiskunde gerekend
Synoniemen
- redeneerkunst
Antoniemen
- onlogica
Hyponiemen
- businesslogica, defaultlogica, marktlogica, metalogica, predicatenlogica, propositielogica, structuurlogica,tijdslogica, oorlogslogicavrouwenlogica, winstlogica
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord logica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'logica' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Italiaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.