axioma
Nederlands
Woordafbreking
- axi·o·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onbewezen maar als grondslag aanvaarde stelling’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | axioma | axioma's axiomata |
verkleinwoord | axiomaatje | axiomaatjes |
Synoniemen
- grondstelling, postulaat
Hyponiemen
- grondaxioma, inductieaxioma, keuzeaxioma, scheidingsaxioma, tussenaxioma
Afgeleide begrippen
- axiomatica, axiomatief, axiomatiek, axiomatisatie, axiomatisch
Vertalingen
1. een basisbegrip dat zonder bewijs aangenomen moet worden
Gangbaarheid
- Het woord axioma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'axioma' herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Verwijzingen
- axioma in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.