vraag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vraag    (hulp, bestand)
  • IPA: /vrax/
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /vra:χ/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /vra:x/
Woordafbreking
  • vraag
Woordherkomst en -opbouw
[1-2] enkelvoud meervoud
naamwoord vraag vragen
verkleinwoord vraagje vraagjes
[3] enkelvoud meervoud
naamwoord vraag vragen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

vraag v/m

  1. een verzoek (om inlichting)
    • Hij stelde zijn leerkracht een vraag. 
  1. probleem, kwestie, vraagstuk
  2. (economie) een behoefte aan goederen
    • In Nederland is er veel vraag naar brandstof, net als in de rest van de wereld. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vragen

vraag

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vragen
    • Ik vraag. 
  2. gebiedende wijs van vragen
    • Vraag! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vragen
    • Vraag je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vraag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • IPA /frɑːx/   geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord vraag vrae

Zelfstandig naamwoord

vraag

  1. vraag
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.