onzin

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·zin
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zottenklap’ voor het eerst aangetroffen in 1818 [1]
  • Afgeleid van zin met het voorvoegsel on- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord onzin -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

onzin m

  1. dat wat niet waar of redelijk is
    • Wat een onzin is dat, zeg!. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • onzinwoord
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onzin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.