syntaxis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  syntaxis    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɪnˈtɑksəs/
Woordafbreking
  • syn·taxis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘leer van rede- en zinsdelen’ voor het eerst aangetroffen in 1584 [1]
  • met het voorvoegsel syn- en met het achtervoegsel -taxis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord syntaxis syntaxissen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

syntaxis v

  1. (taalkunde) de wetenschap die de zinsbouw in talen bestudeert
    • Veel mensen verwarren de woorden syntaxis en grammatica. 
  1. (taalkunde) de regels die in een taal de zinsbouw sturen
    • De syntaxissen van het Nederlands en het Duits zijn zeer vergelijkbaar. 
  1. (informatica) de codes voor een programmeertaal
    • Een overzicht van de ActionScript 2.0-syntaxis. 
  1. (logica) de regels voor het opstellen van een formele taal
    • Syntaxis en semantiek van de extensionele typenlogica. 
Synoniemen
  • [3], [4] syntax
  • [3] programmeersyntax, programmeersyntaxis
Afgeleide begrippen
  • syntactisch
  • [3] syntaxisboom, syntaxiscode, syntaxisfout, syntaxiskleuring
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord syntaxis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.