contingentie
Nederlands
Woordafbreking
- con·tin·gen·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toevalligheid’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het laat-Latijnse contingentia (met het voorvoegsel con-)
- afgeleid van contingent met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contingentie | contingenties |
verkleinwoord | - | - |
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contingentie | contingenties |
verkleinwoord | - | - |
Verwante begrippen
- logica, contingentiebeginsel
Afgeleide begrippen
- contingentiebeginsel, contingentietheorie, contingentiethese
Gangbaarheid
- Het woord contingentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'contingentie' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.