topos
Nederlands
Woordafbreking
- to·pos
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘plaats met vaste argumenten in bv. redevoeringen’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | topos | topoi |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
topos m
- (letterkunde) een stijlfiguur, waarbij een clichésituatie of clichélocatie wordt gebruikt
- (filosofie) een predicaat dat aan alle onderwerpen gemeen is
Gangbaarheid
- Het woord topos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'topos' herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.